Vorig jaar besliste het hof van beroep te Gent dat de berekening van het voordeel van alle aard voor de terbeschikkingstelling van een woning discriminerend is. Wat betekent dit?
Vorig jaar besliste het hof van beroep te Gent dat de berekening van het voordeel van alle aard voor de terbeschikkingstelling van een woning discriminerend is (Gent 24 mei 2016). Nu deelt het hof van beroep te Antwerpen die mening (24 januari 2017).
Wanneer een onroerend goed kosteloos ter beschikking wordt gesteld, wordt het voordeel hiervan forfaitair geraamd conform artikel 18 K.B./W.I.B. De waarderingsregels bepalen dat dit voordeel als volgt wordt vastgesteld :
Geïndexeerd KI x 100/60 x 1,25 (bij een KI van maximaal 745 EUR)
of
Geïndexeerd KI x 100/60 x 3,8 (bij een KI van meer dan 745 EUR)
Het is echter belangrijk erop te wijzen dat voormelde waarderingsregels enkel gelden wanneer het onroerend goed ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon.
Wordt het onroerend goed ter beschikking gesteld door een natuurlijke persoon, geldt volgende formule:
Geïndexeerd KI x 100/60
Het mag dus duidelijk zijn dat in het eerste geval het voordeel van alle aard aanzienlijk hoger zal zijn. Zowel het hof van beroep te Gent als het hof van beroep te Antwerpen zijn nu net van oordeel dat hierdoor het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel geschonden is. Er bestaat immers geen redelijke en objectieve verantwoording voor dit onderscheid. De hogere waardering mag dus niet toegepast worden. De aanslag wordt vernietigd in de mate waarin het voordeel werd belast volgens de regels voorzien in het geval waarin het onroerend goed werd ter beschikking gesteld door een rechtspersoon.
U kan trachten de belasting ten gevolge van het te veel aangerekende voordeel te recupereren via een bezwaarprocedure tegen de aanslag die werd gevestigd lastens u persoonlijk in de personenbelasting.
Naar onze mening moet u echter verder kijken dan het eventuele financiële voordeel.
Enkel in situaties waarin het voordeel van alle aard effectief werd aangerekend en op fiche werd opgenomen kan o.i. een bezwaar in de personenbelasting ingediend worden. Het is immers in eerste instantie in de personenbelasting dat het forfaitaire loonvoordeel kan worden teruggevraagd.
Verder wijzen wij erop dat er momenteel op het fiscale vlak een andere discussie woedt met betrekking tot privé onroerend goed in vennootschappen. Deze discussie situeert zich op het niveau van de aftrekbaarheid van de kosten van het onroerend goed in de vennootschap (toepassing artikel 49 W.I.B.).
Recente Cassatierechtspraak aanvaardt de aftrekbaarheid van die kosten op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de terbeschikkingstelling van het onroerend goed een vergoeding vormt voor werkelijke prestaties door de zaakvoerder of bestuurder. Vooraleer bezwaar wordt ingediend, is het derhalve nuttig om dit aspect van uw dossier verder te onderzoeken!
U moet een formeel en gemotiveerd bezwaarschrift indienen tegen de gevestigde aanslag bij de bevoegde dienst (vermeld op het aanslagbiljet). Dit moet tijdig gebeuren (binnen 6 maanden en 3 werkdagen vanaf de verzendingsdatum vermeld op het aanslagbiljet in de personenbelasting).
Zodra de beslissing is getroffen, heeft u een termijn van 3 maanden om een gerechtelijke procedure op te starten. Mocht er geen beslissing zijn genomen binnen een termijn van 6 maanden, kan u rechtstreeks naar de rechtbank zonder de beslissing af te wachten. Voor de gerechtelijke procedure is het aangewezen beroep te doen op een advocaat.
De gerechtelijke procedure vindt plaats voor de bevoegde rechtbank van eerste aanleg. Rolrechten zijn in principe niet verschuldigd (tenzij de verschuldigde belasting het bedrag van 250.000 EUR overschrijdt). De doorlooptijd van een gerechtelijke procedure verschilt per rechtbank. Gemiddeld moet u rekenen op 1 à 2 jaar.
Indien u in het gelijk wordt gesteld door de rechtbank, heeft u recht op terugbetaling van de teveel betaalde belasting, vermeerderd met moratoriumintresten, vanaf de maand nadat de belasting werd betaald, aan een tarief van 7% per jaar. Indien u in het gelijk wordt gesteld door de rechtbank, heeft u in principe ook recht op een rechtsplegingsvergoeding die wordt berekend in functie van de hoogte van de belasting (gaande van 180 EUR tot 6.000 EUR en meer).
Indien u in het ongelijk wordt gesteld door de rechtbank, wordt u veroordeeld tot dezelfde rechtsplegingsvergoeding op voorwaarde dat de fiscus beroep heeft gedaan op een advocaat hetgeen uitzonderlijk is in eerste aanleg.
Ten slotte moet u rekening houden met het ereloon van uw raadsman. Misschien kan u daarvoor terugvallen op een rechtsbijstandverzekering. Ga dus zeker ook na of u deze kosten eventueel kan recupereren.