Zoals reeds uitgebreid toegelicht in ons vorig artikel, heeft het Grondwettelijk Hof op 3 juni 2021 geoordeeld dat de verschillende behandeling tussen buitenlandse roerende goederen en buitenlandse onroerende goederen in de erfbelasting ongrondwettig is.
Belangrijk om hierbij in het achterhoofd te houden is dat ingevolge het overlijden van een Belgische rijksinwoner de erfgenamen in België zullen belast worden met het successierecht op het wereldwijd vermogen van de erflater.
Artikel 17 van het Wetboek Successierechten (en de parallelle bepaling opgenomen in artikel 2.7.5.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit) voorziet een belastingvermindering ten belope van de erfbelasting die al in het buitenland op onroerende goederen werd geheven, maar voor buitenlandse roerende goederen bestaat evenwel geen parallelle belastingvermindering. Zo kwam het Grondwettelijk Hof tot het besluit dat het artikel 17 van het Wetboek Successierechten onverenigbaar is met de grondwettelijke principes van gelijkheid.
De Vlaamse Belastingdienst heeft op 21 juni 2021 (gepubliceerd op 29 juli 2021) het standpunt (nr. 21042) ingenomen dat (in de fase van taxatie, bezwaar of in geval van verzoek tot ambtshalve ontheffing (desgevallend ook buiten de termijn van 5 jaar)), rekening zal worden gehouden met het recente arrest van het Grondwettelijk Hof (zowel met betrekking tot artikel 17 van het Wetboek Successierechten als met betrekking tot het parallel artikel 2.7.5.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit).
Om van deze belastingvermindering voor in het buitenland betaalde erfbelasting op buitenlandse roerende goederen te kunnen genieten, moeten volgende bewijsstukken worden voorgelegd:
- een behoorlijk gedateerd kwijtschrift van de in het buitenland betaalde erfbelasting (de datum van het kwijtschrift is bepalend voor de eventuele omrekening in euro);
- een door de bevoegde buitenlandse overheid voor eensluidend verklaard afschrift van de aangifte en van de berekening van de rechten.
Deze bewijsstukken moesten op basis van de wet/decreet in het verleden ook reeds worden voorgelegd om te kunnen genieten van de belastingvermindering voor de in het buitenland betaalde erfbelasting op buitenlandse onroerende goederen.
Wil men genieten van de belastingvermindering moeten de betrokken roerende goederen in België zijn aangegeven of nadien door Vlabel of FOD Financiën zijn toegevoegd aan het actief van de nalatenschap voor de berekening van het Belgisch successierecht.
In de mate waarin er kan genoten worden van het abattement voor gehandicapte personen (op basis van artikel 2.7.3.2.12 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit), zal eerst de belastingvermindering voor buitenlandse roerende goederen worden toegepast en nadien pas de voetvrijstelling voor de gehandicapte persoon.
Concreet betekent dit standpunt van Vlabel dat:
- wanneer de in het buitenland betaalde erfbelasting meer bedraagt dan het Belgisch successierecht op het buitenlandse roerend goed, er in België geen successierecht op het buitenlandse roerend goed meer verschuldigd zal zijn;
- wanneer de in het buitenland betaalde erfbelasting minder bedraagt dan het Belgisch successierecht op het buitenlandse roerend goed, er in België enkel nog het surplus zal moeten worden betaald.