In een recente ruling heeft de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) zich uitgesproken over twee technieken die vaak worden gebruikt in de praktijk van successieplanning, met name een burgerlijke maatschap en een schenking onder last tot betaling van een rente. In de ruling wendt VLABEL fiscaal misbruik aan omdat VLABEL meent dat deze technieken dienen om bepaalde bepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit te omzeilen. Wij proberen één en ander voor u juridisch te kaderen.
In een recente ruling heeft de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) zich uitgesproken over twee technieken die vaak worden gebruikt in de praktijk van successieplanning, met name een burgerlijke maatschap en een schenking onder last tot betaling van een rente. In de ruling wendt VLABEL fiscaal misbruik aan omdat VLABEL meent dat deze technieken dienen om bepaalde bepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit te omzeilen. Wij proberen één en ander voor u juridisch te kaderen.
Welke situatie bespreekt de ruling?
Algemeen heeft een ruling betrekking op een zeer specifieke situatie. In deze ruling willen twee echtgenoten een schenking doen aan hun minderjarige kinderen. Zoals dat gebruikelijk is bij een successieplanning, wensen de ouders enige controle te behouden na de schenking. Deze controle wordt georganiseerd via een burgerlijke maatschap die wordt opgericht tot bij het overlijden van de langstlevende van hen. Zij wensen ook een zekere inkomstenstroom te behouden. Concreet werd er jaarlijks een rente bedongen van 30.000 euro (op een totale schenking van 1.000.000 euro), jaarlijks te indexeren volgens de index der consumptieprijzen. Deze feiten zijn belangrijk omdat VLABEL stelt dat de beslissing voornamelijk is ingegeven vanuit deze specifieke situatie.
Het is relevant om te benadrukken dat enkel een vraag over de toepassing van artikel 2.7.1.0.7. VCF werd gesteld (al dan niet in combinatie met de algemene antimisbruikbepaling) wegens het eerdere standpunt ingenomen door VLABEL inzake de gesplitste inschrijving. De aanvraag werd enkel daaromtrent gemotiveerd en besproken met VLABEL. De toepassing van artikel 2.7.1.0.9 en artikel 2.7.1.0.3,3e VCF werd ambtshalve opgeworpen door VLABEL, zonder voorafgaand overleg met de belastingplichtige. Dit is ongebruikelijk in een rulingprocedure. Hoewel VLABEL geen formele prefiling procedure heeft, is het toch logisch dat vooraf alle argumenten op tafel kunnen worden gelegd, ook door de belastingplichtige.
Er is geen gesplitste inschrijving vruchtgebruik-blote eigendom
VLABEL stelt dat deze schenking niet kan worden gelijkgesteld met een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. Dit betekent dat standpunt 15004 hier niet op van toepassing is en dat men dus niet verplicht is om 3% schenkbelasting te betalen om latere erfbelasting te vermijden op grond van dit standpunt. Dit is dus goed nieuws. De Nederlandse route zou dus mogelijk blijven.
De voorwaarde is dat het gaat om een vaste rente en dat het bedrag niet zo geformuleerd wordt dat het gelijkstaat met een vruchtgebruik.
Er kan eventueel sprake zijn van een verkoop
Vervolgens onderzoekt VLABEL - zonder dat deze vraag is gesteld geweest - of er sprake is van een verkoop. Immers, volgens VLABEL is het mogelijk dat er uiteindelijk geen sprake meer is van een schenking, wegens de leeftijd van de schenkers en de omvang van de rente. De rente van 30.000 euro heeft als gevolg dat er na 30 jaar bijna is ingeteerd op het geschonken kapitaal (ervan uitgaande dat het kapitaal niets opbrengt). Bijgevolg zou de transactie - aldus VLABEL - eventueel een verkoop kunnen zijn. Dit is belangrijk omdat er een bepaling is in de Vlaamse Codex Fiscaliteit die stelt dat goederen die worden verkocht of afgestaan in ruil voor een levenslange rente nog tot de fiscale nalatenschap behoren (art. 2.7.1.0.9 VCF).
Deze stelling kunnen wij niet bijtreden. Het bewuste artikel viseert enkel handelingen onder bezwarende titel, dit zijn handelingen waarvoor er een gelijkwaardige tegenprestatie is. Voor de kwalificatie van een rechtshandeling als rechtshandeling ten bezwarende titel (wel geviseerd) of ten kosteloze titel (niet geviseerd), moet ook rekening worden gehouden met de jaarlijkse vruchten die het geschonken bedrag opleveren. De rente komt in wezen neer op een jaarlijks rendement van 3%, hetgeen toch niet uitgesloten is bij een conservatief beleggingsprofiel. Er zal met andere woorden niet worden ingeteerd op het geschonken kapitaal, zodat er wel degelijk sprake is van een echte schenking. VLABEL houdt met andere woorden geen rekening met de opbrengsten die de geschonken goederen voortbrengen. Om de toepassing van de fictiebepaling van artikel 2.7.1.0.9 VCF te vermijden kan het alleszins aangewezen zijn om conventioneel vast te leggen dat de last nooit meer mag bedragen dan 75% van het geschonken kapitaal inclusief de reeds geïnde netto-opbrengsten. VLABEL liet overigens verstaan dat deze beperking voldoende zou zijn om de toepassing van de fictiebepaling te vermijden.
Er is sprake van een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn
Tot slot onderzoekt VLABEL of er geen sprake is van een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn van het overlijden van de schenker. Opnieuw is er een fiscaal belang. Dergelijke schenkingen worden gelijkgesteld met legaten en daarom onderworpen aan erfbelasting. Een aanbieding ter registratie kan hieraan zelfs niet verhelpen.
VLABEL komt tot de conclusie dat er sprake is van een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn omdat de schenkers zich de levenslange controle voorbehouden via de voorafgaande inbreng in de burgerlijke maatschap: “...dient besloten te worden dat wordt getracht de toepassing van art. 2.7.1.0.3,3° te omzeilen aangezien de rechtsgevolgen van de vooropgestelde constructie identiek zijn aan deze van schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”
Ook dit kunnen wij niet bijtreden. De rechtsgevolgen zijn zeker en vast niet identiek. Er is geen sprake van een schenking onder opschortende voorwaarde. Bij een schenking onder opschortende voorwaarde gaat de eigendom van de geschonken goederen niet onmiddellijk over. De eigendomsoverdracht wordt uitgesteld tot bij het vervullen van de voorwaarde. De enige rechten die de schenker hangende de opschortende voorwaarde kan uitoefenen, zijn bewarende maatregelen. Er is ook geen schenking onder opschortende termijn, want bij een opschortende termijn wordt de opeisbaarheid van het eigendomsrecht in principe uitgesteld en ook dat is hier niet het geval.
Dit is niet zo in de situatie die werd voorgelegd aan VLABEL. In de voorgenomen verrichtingen komt de eigendomsoverdracht wel onmiddellijk tot stand. Dit vertaalt zich in de rechten die de begiftigden kunnen uitoefenen. Op de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap kunnen zij wel degelijk stemrecht uitoefenen.
Het feit dat de schenkers de mogelijkheid hebben om het beheer te blijven voeren tot aan hun overlijden, is niet relevant voor de toepassing van artikel 2.7.1.0.3,3° VCF. Het burgerlijk wetboek staat overigens ook toe dat het beheer over de geschonken wordt uitgesteld tot bij het overlijden, zonder dat dit betekent dat de goederen nog tot de nalatenschap zouden behoren. Denk maar aan een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. Hangende het vruchtgebruik, is de blote eigenaar ook de facto onbevoegd. Bovendien is het in vele gevallen zo dat de kinderen medezaakvoerder worden vanaf een bepaalde leeftijd. Eén en ander kan worden afgeleid uit de statuten van de burgerlijke maatschap, maar deze werden niet onderzocht door VLABEL en ook niet opgevraagd door hen.
VLABEL besluit dat artikel 2.7.1.0.3,3° VCF wordt ontweken en past daarom de antimisbruikbepaling toe. Volgens ons maakt VLABEL een verkeerde toepassing van de antimisbruikbepaling. Fiscaal misbruik kan enkel worden toegepast indien blijkt dat de belastingplichtige zich in een toestand plaatst die strijdig is met de VCF. Er is dus vereist dat de gestelde verrichtingen de doelstellingen van artikel 2.7.1.0.3,3° VCF, frustreren. De doelstelling betekent datgene waar de VCF naar wil streven, welke verrichtingen zij wil belasten of vrijstellen. Voor artikel 2.7.1.0.3,3° VCF (het federale artikel 4,3e W.Succ.) was dit duidelijk. Men wilde vermijden dat er schenkbelasting werd betaald, terwijl de eigendomsoverdracht werd uitgesteld tot bij het overlijden. Dit wordt ook zo verwoord in de memorie van toelichting: “De Vlaamse Regering vindt het dan ook volkomen logisch dat een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker, fiscaalrechtelijk gelijk wordt gesteld met een legaat. Zo voorkomt men een ongelijke behandeling ten opzichte van die erflater die een legaat van roerende goederen vermaakt, dat, per definitie, slechts uitwerking krijgt op het ogenblik van zijn overlijden.” We hebben hierboven al aangetoond dat er bij de voorgenomen verrichtingen een onmiddellijke eigendomsoverdracht is. De bepaling van artikel 2.7.1.0.3,3e VCF wordt dus niet ontweken.
En als er al fiscaal misbruik is, dan nog heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om aan te tonen dat er niet-fiscale motieven zijn die de verrichtingen rechtvaardigen. In het kader van een successieplanning zijn er doorgaans verschillende niet-fiscale motieven aanwezig, afhankelijk van het concrete geval: organisatie van de bedrijfsopvolging, samenhouden van het vermogen, begeleiding van kinderen, organisatie van het beheer van het vermogen. Deze motieven zijn wel degelijk niet-fiscaal van aard en bevestigen geenszins het opschortende karakter van de eigendomsovergang of de uitgestelde uitvoering ervan.
Conclusie
Een ruling is een individuele beslissing. Dat is ook in deze het geval, zoals werd bevestigd door VLABEL. Aan VLABEL werd informeel de vraag gesteld of de redenering kan worden doorgetrokken naar andere controlestructuren, zoals bijvoorbeeld een voorbehoud van vruchtgebruik. Ons werd informeel bevestigd dat dit niet het geval is. De vraag stelt zich natuurlijk ook naar andere mechanismen van controle- en inkomstenbehoud (cf. bewoordingen van de ruling):
- Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik in combinatie met de betaling van een rente;
- Schenking onder last om de geschonken gelden aan te wenden voor een verzekeringscontract;
- Schenking onder last tot betaling van een rente in combinatie met een pandovereenkomst om de betaling van de rente te garanderen.
Hopelijk komt er snel duidelijkheid, want artikel 2.7.1.0.3,3e VCF is strikt genomen ook van toepassing op “oude” schenkingen. Ook notariële Belgische schenkingen vallen eronder, want de betaling van 3% of 7% schenkbelasting is niet voldoende om erfbelasting te vermijden.
Verder lijkt het ook dat alle schenkingen onder last tot betaling van een rente waarbij de rente mogelijk kan interen op het kapitaal opnieuw moeten worden bekeken, aangezien ook deze schenkingen in het vizier van een fictiebepaling komen (art. 2.7.1.0.9 VCF). Ook voor deze bepaling geldt dat de betaling van schenkbelasting niet voldoende is om erfbelasting te vermijden.