Verkoop van een participatie door een holdingvennootschap: fiscale optimalisatie via liquidatiereserve mogelijk?

Verkoop van een participatie door een holdingvennootschap: fiscale optimalisatie via liquidatiereserve mogelijk?

Wanneer een holdingvennootschap een meerwaarde realiseert bij de verkoop van een belangrijke participatie, komt regelmatig de vraag of het mogelijk is om fiscaal te optimaliseren via een liquidatiereserve. Het antwoord is genuanceerd en hangt ervan af of de holdingvennootschap als een kleine vennootschap kwalificeert bij het afsluiten van het betreffende boekjaar. U leest er hier meer over.

Gunstregime liquidatiereserve voorbehouden voor kleine vennootschappen

Kleine vennootschappen kunnen genieten van bepaalde fiscale gunstmaatregelen zoals de aanleg van een liquidatiereserve. Dit houdt in dat wanneer een vennootschap haar winst na belasting aan een liquidatiereserve toewijst, mits betaling van een anticipatieve heffing van 10%, een uitkering ervan aan de aandeelhouders mogelijk is aan een verlaagde roerende voorheffing van 5% (mits een vijf jaar wachtperiode) of zonder enige roerende voorheffing (bij ontbinding van de vennootschap).

Om van dit gunstregime te genieten is een kwalificatie als kleine vennootschap vereist. Volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (‘WVV’) is een vennootschap klein wanneer ze maximum één van de volgende grensbedragen overschrijdt:
(1) een balanstotaal van € 4.500.000;
(2) een omzet van € 9.000.000; en
(3) een jaargemiddelde van 50 werknemers (in voltijdse equivalenten).

Het consistentiebeginsel voorziet verder dat het al dan niet overschrijden van één of meer van de grensbedragen pas gevolgen heeft voor de kwalificatie als grote of kleine vennootschap wanneer deze situatie zich twee opeenvolgende boekjaren voordoet.

Bij groepen van vennootschappen wordt de situatie iets complexer. Wanneer vennootschappen met elkaar verbonden zijn, dienen voor de beoordeling voor fiscale doeleinden de cijfers van iedere verbonden vennootschap bij de analyse te worden betrokken en zulks op geconsolideerde of geaggregeerde wijze.

Wanneer zijn vennootschappen met elkaar verbonden?

Een holdingvennootschap die een liquidatiereserve wenst aan te leggen moet dus nagaan met welke andere vennootschappen zij is ‘verbonden’. Dit is het geval wanneer een vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks controle uitoefent over een andere vennootschap (een moeder-dochterverhouding of grootmoeder-kleindochterverhouding), gecontroleerd wordt door een andere vennootschap (een dochter-moederverhouding of kleindochter-grootmoederverhouding), ofwel wanneer verschillende vennootschappen onder dezelfde centrale leiding staan (een consortium), dan wel een combinatie van het voorgaande.

Wat wordt bedoeld met "controle"?

Controle bekent de mogelijkheid om feitelijk of juridisch een beslissende invloed uit te oefenen op het beleid of op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders van een vennootschap. Een onweerlegbaar vermoeden van controle geldt in geval van het bezit van de meerderheid van de stemrechten. Wanneer bijvoorbeeld de holdingvennootschap de meerderheid van de stemrechten in een andere vennootschap bezit, heeft de holdingvennootschap controle en zijn beide vennootschappen met elkaar verbonden. Ook in verschillende andere gevallen kan er nog sprake zijn van controle maar dit is de meest voorkomende situatie.

De vraag rijst vervolgens naar het temporeel ijkpunt. De kwalificatie als grote dan wel kleine vennootschap geldt immers per boekjaar. Zowel de grootte van een vennootschap als de eventuele verbondenheid met een andere vennootschap is te beoordelen op de balansdatum van de vennootschap (de laatste dag van haar betreffende boekjaar).

Hoe omgaan met wijzigingen van verbondenheid in de loop van een boekjaar?

Een holdingvennootschap is op basis van haar enkelvoudige cijfers vaak een kleine vennootschap, maar kwalificeert op geconsolideerde basis toch als grote vennootschap door haar verbondenheid met een grote dochtervennootschap. De vraag stelt zich dan of de holdingvennootschap op balansdatum van het boekjaar waarin zij haar grote dochtervennootschap verkoopt onmiddellijk een kleine vennootschap wordt (die een liquidatiereserve mag aanleggen).

Het antwoord hierop is genuanceerd gezien er rekening gehouden moet worden met het consistentiebeginsel dat inhoudt dat het al dan niet overschrijden van één of meer van de grensbedragen pas gevolgen heeft voor de kwalificatie als grote of kleine vennootschap wanneer deze situatie zich twee opeenvolgende boekjaren voordoet.

  1. Een eerste mogelijke situatie is dat de holdingvennootschap na de verkoop van haar participatie(s) op datum van afsluiting van het betreffende boekjaar met geen enkele andere vennootschap nog verbonden is. In dergelijke situatie heeft de rulingcommissie verduidelijkt dat deze vennootschap die op haar balansdatum niet langer verbonden is met enige andere vennootschap, haar groottecriteria op enkelvoudige basis mag beoordelen en dit ook voor de voorgaande twee boekjaren. Een holdingvennootschap die op basis van haar enkelvoudige cijfers voor de twee voorgaande boekjaren als een kleine vennootschap kwalificeert, kan aldus een liquidatiereserve aanleggen op de door haar gerealiseerde meerwaarde op de verkoop van haar participatie(s) in dat betrokken boekjaar.

  2. In een tweede mogelijke situatie is de holdingvennootschap na de verkoop van haar participatie(s) wel nog verbonden met andere vennootschappen. Dit bijvoorbeeld omdat zij niet al haar participaties heeft verkocht of omdat haar aandeelhouder nog andere vennootschappen aanhoudt waardoor er sprake is van een consortium. De beoordeling van de groottecriteria van de holdingvennootschap moet dan in elk geval op geconsolideerde basis gebeuren. De vraag is echter welke vennootschappen nog betrokken moeten worden in de beoordeling van de cijfers van de voorgaande twee boekjaren. Hoewel de wet op dit punt niet duidelijk is, hebben wij begrepen dat het standpunt van de fiscus thans is dat men voor de beoordeling van de groottecriteria in de twee voorgaande boekjaren rekening moet houden met de cijfers van alle vennootschappen waarmee er toen verbondenheid was (met inbegrip van de cijfers van de vennootschappen waarmee op balansdatum van het huidige boekjaar niet langer verbondenheid is).

Dit standpunt betekent dat een holdingvennootschap die een belangrijke participatie verkoopt, maar wel nog verbonden blijft met andere vennootschappen, doorgaans niet onmiddellijk als kleine vennootschap zou kwalificeren die een liquidatiereserve kan aanleggen. Daarentegen, in de eerste situatie waarbij deze holdingvennootschap na verkoop van haar belangrijke participatie niet langer verbonden is met andere vennootschappen (bijvoorbeeld omdat alle dochtervennootschappen verkocht worden) zou zij normaal gezien wel onmiddellijk als een kleine vennootschap kwalificeren die een liquidatiereserve kan aanleggen. Deze interpretatie van het consistentiebeginsel leidt dus tot een verschillende conclusie in deze twee bovenstaande gevallen. Om een risico op discussie met de fiscus te vermijden en toch de liquidatiereserve te kunnen toepassen, zou men dus in bepaalde gevallen nog een bijkomende herstructurering van de vennootschapssituatie kunnen overwegen voor het einde van het betreffende boekjaar.

Conclusie

We kunnen besluiten dat de kwalificatie als een kleine dan wel grote vennootschap niet steeds even eenvoudig is. De materie wordt beheerst door verschillende regels waarvan de samenhang correct geïnterpreteerd moet worden. Dat in de praktijk soms verkeerde inschattingen worden gemaakt, hoeft niet te verbazen. In volgende bijdragen zullen we meer uitgebreid ingaan op enkele cases en de gevolgen van verkeerde inschattingen op basis waarvan onterecht een liquidatiereserve werd aangelegd.

In elk geval is het aangewezen dat belastingplichtigen die beogen om een belangrijke participatie vanuit een holdingvennootschap te verkopen en de meerwaarden fiscaal wensen te optimaliseren via een liquidatiereserve hun situatie grondig op voorhand analyseren en desgevallend tijdig de nodige reorganisaties doorvoeren.

Wenst u meer te weten te komen over dit onderwerp? Op 30 maart organiseren wij hierover een gratis client seminar op ons kantoor, meer info vindt u hier terug.

Lees meer over dit onderwerp op deze link


Terug naar overzicht