In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is recent een wijziging en vereenvoudiging van de voorwaarden ingevoerd om in aanmerking te komen voor de gunstregeling bij schenken en vererven van familiebedrijven. Wat opvalt, is dat de nieuwe regeling sterk lijkt op de huidige Vlaamse regeling. Het toegenomen succes van overdrachten van familiebedrijven in Vlaanderen is Brussel duidelijk niet ontgaan.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is recent een wijziging en vereenvoudiging van de voorwaarden ingevoerd om in aanmerking te komen voor de gunstregeling bij schenken en vererven van familiebedrijven. Wat opvalt, is dat de nieuwe regeling sterk lijkt op de huidige Vlaamse regeling. Het toegenomen succes van overdrachten van familiebedrijven in Vlaanderen is Brussel duidelijk niet ontgaan.
Er geldt een vrijstelling van schenkingsrecht voor een schenking van familiebedrijven en een verlaagd tarief van successierechten voor het vererven van familiebedrijven (d.i. 3% indien de erfgenaam een verwant in rechte lijn of partner (echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende) is van de erflater en 7% in alle andere gevallen).
Het voorwerp dat in aanmerking komt voor de gunstregeling is ongewijzigd gebleven en betreft aandelen van een familiale vennootschap en beroepsmatig aangewende activa in een familiale onderneming.
De voorwaarden om bij een overdracht te kunnen genieten van de gunstregeling zijn erg versoepeld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voortaan moeten dezelfde voorwaarden worden vervuld als in het Vlaams Gewest, zijnde de participatievoorwaarde en de activiteitsvoorwaarde. Voorheen moest het familiebedrijf voldoen aan de KMO-criteria. Deze voorwaarde is niet langer vereist. Voortaan komen ook grote familiebedrijven die niet voldoen aan die KMO-criteria in aanmerking. De belangrijkste bepalingen worden hierna kort toegelicht.
Bovendien komen voortaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook overdrachten in blote eigendom en in vruchtgebruik in aanmerking voor de gunstregeling.
De aandelen moeten voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker/erflater en zijn familie op het ogenblik van de schenking dan wel het ogenblik van overlijden.
Een participatie van 30 % volstaat, indien de schenker/erflater (en zijn familie), ofwel samen met één externe aandeelhouder (en zijn familie) minstens 70 % in volle eigendom bezit, ofwel samen met twee andere aandeelhouders (en hun families) minstens 90 % in volle eigendom bezit. De definitie van "familie" is eveneens identiek als in het Vlaams Gewest.
Aandelen die worden aangehouden door een rechtspersoon worden in principe niet in aanmerking genomen.
De onderneming of vennootschap moet een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, dan wel een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen. Dit is de vereiste handelsactiviteit. Passieve holdingvennootschappen die dergelijke kwalificerende activiteit niet zelf uitoefenen, kunnen wel nog in aanmerking komen voor de gunstregeling indien de holdingvennootschap minstens 30 % bezit in een actieve dochtervennootschap met zetel in de Europese Economische Ruimte (EER). Net als in het Vlaams Gewest komt in dergelijk geval enkel de waarde van de participatie(s) in de actieve dochtervennootschap(pen) met zetel in de EER in aanmerking voor de vrijstelling/ het verlaagd tarief.
Daarnaast is, net als in het Vlaamse Gewest, sinds de nieuwe regeling een reële economische activiteit vereist om van de gunstregeling te kunnen genieten. Familiebedrijven die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling van schenkingsrechten (of verlaagd tarief van successierechten).
Om te beoordelen of het familiebedrijf een reële economische activiteit uitoefent, is een wettelijk vermoeden ingevoerd. Een vennootschap of onderneming wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben indien uit de balans van de (geconsolideerde) jaarrekening van minstens één van de drie jaren die voorafgaan aan de datum van de schenking (of van het overlijden) cumulatief het volgende blijkt:
Dit wettelijk vermoeden is evenwel weerlegbaar. De begiftigde (of verkrijger) kan hiervan het tegenbewijs leveren.
Het is duidelijk dat de voorwaarden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds de nieuwe regeling identiek zijn aan deze in het Vlaams Gewest, op enkele uitzondering na. Of de voorwaarden ook op dezelfde manier (zullen) worden toegepast moet nog worden afgewacht. Eén en ander heeft te maken met de Vlaamse Belastingdienst die er op enkele punten een interpretatie contra legem op nahoudt.
Wij merken hierbij op dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij artikel 60bis Br.W.Succ en artikel 140bis Br.W.Reg. een extra alinea is opgenomen bij de opsomming van de voorwaarden die niet is terug te vinden in de regeling voor het Vlaamse Gewest. Deze alinea verduidelijkt dat de inbreng van activa in de familiale vennootschap en de beroepsmatige aanwending van activa in de familiale onderneming in het jaar dat de schenking /het overlijden van de erflater voorafgaat niet in aanmerking komt voor de gunstregeling. In het Vlaamse Gewest wordt dit niet uitdrukkelijk in de VCF opgenomen, maar kan VLABEL zich eventueel beroepen op de anti-misbruikbepaling om de ingebrachte active alsnog uit te sluiten van het gunstregime.
De toepassing van de gunstregeling moet formeel worden gevraagd in de schenkingsakte/aangifte van nalatenschap. De schenking moet notarieel in authentieke vorm worden verleden.
Om van de gunstregeling te kunnen genieten, moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een attest worden toegevoegd aan de schenkingsakte of aangifte. Tevens is er een attesteringsplicht voor de begunstigden. Een aanvraag van een attest is dus in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verplicht om van de gunstregeling te kunnen genieten. In het Vlaams Gewest is de aanvraag van een test-attest daarentegen geen verplichting en dus ook geen vereiste. Al wordt in de praktijk nog vaak gebruik gemaakt van het zogenaamde “test-attest”.
Ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten bepaalde voorwaarden worden vervuld gedurende een termijn na de schenking / het overlijden om de gunstregeling te kunnen behouden. Deze termijn is ingevolge de nieuwe regeling verkort van vijf naar drie jaar. Wij gaan hier in dit artikel niet verder op in. De voorwaarden voor het behouden van de vrijstelling/verlaagd tarief zijn een kopie van de voorwaarden die gelden in het Vlaamse Gewest. Evenwel met als enige uitzondering dat uit de bewoordingen van de wet blijkt dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is vereist dat gedurende de driejarige termijn na de schenking dezelfde activiteit als op het ogenblik van de overdracht wordt uitgeoefend. In het Vlaams Gewest volstaat dat gedurende de driejarige termijn een kwalificerende activiteit wordt uitgeoefend. Dit is toch een belangrijk verschil.
De nieuwe gunstregeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldt voor schenkingen vanaf 1 januari 2017 en voor de nalatenschappen die zijn opengevallen vanaf diezelfde datum.