Op 26 mei 2016 werd Griekenland veroordeeld door het Europese Hof van Justitie omdat haar nationale erfbelasting een regeling bevat die in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal, één van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie (C-244/15).
Op 26 mei 2016 werd Griekenland veroordeeld door het Europese Hof van Justitie omdat haar nationale erfbelasting een regeling bevat die in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal, één van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie (C-244/15).
In Griekenland geldt een bijzondere regeling met de vererving van een onroerend goed. Op de vererving van een onroerend goed aan de echtgenoot of kind van de erflater is geen erfbelasting verschuldigd, indien:
Met andere woorden, er zijn twee (relevante) categoriën van personen die niet in aanmerking komen voor de vrijstelling:
De Europese Commissie heeft Griekenland verzocht haar regeling in overeenstemming te brengen met het Europese recht. In het bijzonder is de Europese Commissie van oordeel dat artikel 63 VWEU is geschonden. Dit artikel waarborgt het vrij verkeer van kapitaal. Griekenland weigerde haar regelgeving aan te passen.
Het Europese Hof van Justitie oordeelde - in navolging van haar eerdere uitspraken en voor het eerst in 2003 (Barbier) - dat nalatenschappen, en in het bijzonder de erfbelasting, vallen onder het vrij verkeer van kapitaal.
Het Hof oordeelde verder ook dat er een beperking was van het vrij verkeer van kapitaal. Inderdaad, de betrokken Griekse bepaling leidt tot een waardevermindering van de erfenis van een erfgenaam die in een andere lidstaat woont (en dus niet van de vrijstelling kan genieten), aangezien deze verkrijgingen zwaarder worden belast dan de verkrijgingen door een erfgenaam die in Griekenland woont. Om die reden is de Griekse vrijstelling dus strijdig met het vrij verkeer van kapitaal. Het Hof oordeelde in eerdere arresten in dezelfde zin.
Griekenland heeft geprobeerd het Hof te overtuigen dat er een rechtvaardiging is van de beperking van het vrij verkeer van kapitaal. Zo verdedigde Griekenland dat haar regeling bestond om te voldoen aan de behoefte van woonruimte in Griekenland. Dit argument werd natuurlijk eenvoudig onderuit gehaald door het Hof aangezien er geen verplichting is om ook effectief in het geërfde onroerend goed te gaan wonen. Dit zou wel een verschil maken.
Griekenland zal haar regeling dus moeten aanpassen.