In ons nieuwsbericht van 11 februari zetten wij reeds de belangrijkste aandachtspunten van het wetsontwerp over het nieuwe belastingregime voor buitenlands vastgoed op een rij. Diezelfde dag nog werd dit wetsontwerp goedgekeurd door de Kamer. De wet zal allicht deze maand nog gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad.
Enkele gevolgen van het toekennen van een ‘kadastraal inkomen’ aan buitenlands vastgoed
De notie ‘kadastraal inkomen’ geldt vanaf aanslagjaar 2022 zowel voor binnenlands als buitenlands vastgoed. Een kadastraal inkomen zal worden toegekend aan vastgoed over heel wereld. Het doortrekken van deze notie naar buitenlands vastgoed, brengt bovendien een aantal belangrijke gevolgen met zich mee. De fiscale wetgeving verwijst immers in diverse bepalingen naar het ‘kadastraal inkomen’.
De Memorie van Toelichting bij de nieuwe wet stipt er alvast enkele aan. Zo zal voortaan:
- ook voor buitenlands vastgoed waarvan het belastbaar inkomen op basis van de huur en huurvoordelen wordt bepaald (bijvoorbeeld wanneer het onroerend goed verhuurd wordt aan een natuurlijk persoon die het gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid), een minimum belastbaar inkomen gelden in functie van het kadastraal inkomen (art. 7, § 1, 2° c) WIB);
- de kostenaftrek voor buitenlands vastgoed waarvan het belastbaar inkomen op basis van de huur en huurvoordelen wordt bepaald, eveneens worden beperkt in functie van de hoogte van het kadastraal inkomen (art. 8 WIB);
- de huurherkwalificatie voor een bedrijfsleider van toepassing zijn op de huurontvangsten die een bedrijfsleider van zijn vennootschap ontvangt voor buitenlands vastgoed in de mate deze meer bedragen dan 5/3 van het (niet-geïndexeerde) kadastraal inkomen gerevaloriseerd met een door de koning bepaalde coëfficiënt (art. 32, tweede lid, 3° WIB). De impact hiervan zal slechts beperkt zijn aangezien de heffingsbevoegdheid voor die bezoldigingen in beginsel zal worden toegewezen aan het land waar het onroerend goed gelegen is, waardoor België dit moet vrijstellen (weliswaar met toepassing van progressievoorbehoud). Daarnaast komt deze situatie in de praktijk ook niet al te veel voor. Niettemin moet dit in voorkomend geval wél worden opgenomen in de aangifte personenbelasting;
- de proportionele vermindering van het KI ingevolge bepaalde omstandigheden ook voor buitenlands vastgoed van toepassing zijn (art. 15 WIB).
Wat met de forfaitaire waardering gratis woonst ?
Voor buitenlands vastgoed dat toebehoort aan een Belgische vennootschap verandert er in eerste instantie niets. Zo zal geen aangifte moeten worden gedaan van het onroerend goed bij de Administratie Opmetingen en Waarderingen en zal bijgevolg ook geen kadastraal inkomen worden vastgesteld. Het kadastraal inkomen wordt in de vennootschapsbelasting immers niet gebruikt om de belastbare grondslag te bepalen.
Hierbij moet evenwel een belangrijke kanttekening worden gemaakt, met name wanneer de vennootschap een door haar aangekocht buitenlands onroerend goed gratis (of tegen een te lage vergoeding) ter beschikking stelt aan haar bedrijfsleider. In dat geval wordt er immers geacht een voordeel van alle aard te zijn toegekend aan de bedrijfsleider, hetgeen deel uitmaakt van de bedrijfsleidersbezoldiging.
De verkrijging van anders dan in geld verkregen inkomsten wordt in uitvoering van artikel 36, § 1, lid 2 WIB forfaitair geraamd in artikel 18 KB/WIB. De formule om het voordeel in natura te waarderen van de gratis terbeschikkingstelling van een onroerend goed maakt evenzeer gebruik van de notie (kadastraal inkomen(. In de praktijk was het tot voor kort dan ook niet mogelijk om deze bepaling toe te passen voor buitenlands vastgoed. Enkel in een Belgische context is er immers een kadastraal inkomen beschikbaar. Hierdoor viel men voor buitenlandse woningen in principe terug op de algemene regel vervat in artikel 36, §1, lid 1 WIB die stelt dat de belastbare grondslag gelijk is aan de werkelijke waarde in hoofde van de verkrijger van het voordeel (i.e. de huurwaarde).
Door de invoering van de nieuwe wet kan thans beargumenteerbaar gesteld worden dat voortaan ook voor buitenlands vastgoed een beroep kan worden gedaan op de forfaitaire (en eerder gunstige) waardering uit het KB/WIB, hetgeen kan resulteren in een lager voordeel van alle aard(*).
De belastingplichtige zal hiermee wel zelf aan de slag moeten aangezien de Administratie Opmetingen en Waarderingen in principe enkel een kadastraal inkomen zal vaststellen voor onroerende goederen die toebehoren aan een persoon die onderworpen is aan de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting. Op basis van het wetsontwerp is het evenwel perfect mogelijk om zelf dit kadastraal inkomen te bepalen.
De fiscale administratie zal dit waarschijnlijk niet zonder meer aanvaarden, maar het komt ons voor dat de beperking van de forfaitaire waardering tot de in België gelegen onroerende goederen een vorm van discriminatie uitmaakt.
() Let op, in het land van ligging van het onroerend goed kunnen hier eveneens fiscale gevolgen aan verbonden zijn, en dit op basis van de interne wetgeving van het land van ligging.*