De hervorming van het erfrecht brengt heel wat veranderingen met zich mee. Specifiek voor de levensverzekering heeft het nieuwe erfrecht een wijziging inzake de inbrengregels van de verzekeringsprestaties tot gevolg. De inbreng- en inkortingsregels van begunstigingen via levensverzekering worden in overeenstemming gebracht met de algemene inbreng- en inkortingsregels uit het Burgerlijk Wetboek.
De hervorming van het erfrecht brengt heel wat veranderingen met zich mee. Specifiek voor de levensverzekering heeft het nieuwe erfrecht een wijziging inzake de inbrengregels van de verzekeringsprestaties tot gevolg. De inbreng- en inkortingsregels van begunstigingen via levensverzekering worden in overeenstemming gebracht met de algemene inbreng- en inkortingsregels uit het Burgerlijk Wetboek.
Inbreng vs. inkorting
Een begunstiging via levensverzekering houdt een begiftiging in van de begunstigde. Bijgevolg moet bij het overlijden van de erflater-verzekeringnemer rekening worden gehouden met de inbreng- en inkortingsregels.
Een begunstiging via levensverzekering aan een erfgenaam heeft twee mogelijke kwalificaties: ofwel “als voorschot op erfdeel” ofwel “buiten erfdeel”.
- Een begunstiging als voorschot op erfdeel bewaart de gelijkheid tussen de erfgenamen. Hetgeen de begunstigde via levensverzekering heeft verkregen, moet bij het overlijden van de verzekeringnemer worden “ingebracht” zodanig dat de gelijkheid tussen de erfgenamen wordt gewaarborgd. De begunstigde krijgt nadien minder uit de nog te verdelen goederen, wat logisch is, aangezien deze al een voorschot heeft gekregen op zijn erfdeel.
- Bij een begunstiging buiten erfdeel wenst de verzekeringnemer iets extra te geven aan de begiftigde-erfgenaam, naast en bovenop diens erfdeel. Deze begunstiging wordt bij het overlijden van de verzekeringnemer aangerekend op het beschikbaar deel. In de mate dat het beschikbaar deel niet overschreden is door eerdere schenkingen, kan de verzekeringsprestatie behouden blijven door de begunstigde. Bij overschrijding van het beschikbaar deel kan de verzekeringsprestatie buiten erfdeel worden “ingekort”.
Situatie voor de hervorming van het erfrecht
Wanneer voor 1 september 2018 een begunstigde werd aangeduid in een levensverzekeringscontract en de verzekeringsprestatie werd uitgekeerd naar aanleiding van het overlijden van de verzekeringnemer, dan wordt de uitkering vermoed te zijn gedaan buiten erfdeel (ook wel genoemd: met vrijstelling van inbreng). Dit betekent dat wanneer u een kind bij naam aanduidt als begunstigde van een levensverzekeringscontract, er vermoed wordt dat u de intentie heeft om dat kind te bevoordelen. In de mate dat het beschikbaar deel niet wordt overschreden door eerder gedane schenkingen, kan de uitgekeerde prestatie door het begunstigde kind behouden blijven. Wordt het beschikbaar deel overschreden door de begunstiging via levensverzekering, kunnen de reservataire erfgenamen (met name de andere kinderen) eventueel de inkorting vorderen. Uiteraard kon men uitdrukkelijk bepalen dat de begunstiging via levensverzekering als voorschot op erfdeel geschiedde.
Concreet gold er voor 1 september 2018 aldus een omgekeerd vermoeden voor begunstigingen aan erfgenamen. Het Burgerlijk Wetboek creëerde immers een vermoeden dat een begiftiging aan een erfgenaam geacht werd te zijn gedaan als voorschot op erfdeel.
Deze regelgeving blijft van toepassing voor alle levensverzekeringscontracten, waarbij de begunstigde werd aangeduid voor 1 september 2018.
Situatie sinds de hervorming van het erfrecht
De hervorming van het erfrecht brengt met zich mee dat de vermoedens worden gelijkgeschakeld. Zowel schenkingen, als levensverzekeringsprestaties die een erfgenaam ontvangt, worden vermoed te zijn gedaan als voorschot op erfdeel. Het hervormde erfrecht beperkt het vermoeden in het Burgerlijk Wetboek evenwel tot erfgenamen in de rechte nederdalende lijn, terwijl in de Verzekeringswet geen onderscheid werd gemaakt naargelang het type erfgenaam. Om hieraan tegemoet te komen, voorziet de wetgever, via een reparatiewet, dat de verzekeringsprestatie onderworpen is aan de inbreng- en inkortingsregels overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.
Concreet zal de verzekeringsprestatie, die wordt uitgekeerd naar aanleiding van een levensverzekeringscontract waarbij de begunstigde werd aangeduid vanaf 1 september 2018 (dit is aldus het geval voor alle nieuwe polissen, alsook voor bestaande polissen waarbij de begunstigde wordt gewijzigd vanaf 1 september 2018), in principe onderworpen zijn aan inbreng, tenzij de verzekeringnemer uitdrukkelijk heeft bepaald dat de verzekeringsprestatie wordt vrijgesteld van inbreng. Dit vermoeden van inbreng geldt voor alle erfgenamen in de rechte nederdalende lijn.
Levensverzekeringscontracten waarbij andere erfgenamen worden aangeduid als begunstigde zullen in principe buiten erfdeel zijn (tenzij uitdrukkelijk anders bepaald). Let wel een begunstiging van een niet-erfgenaam is steeds een begunstiging buiten erfdeel.
Voorbeeld
De impact van deze wijziging kan het best geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld.
Vader Michel heeft twee kinderen, zijnde Tom en Els. Zijn totale vermogen bedraagt 100.000 euro, waarvan hij 80.000 euro in een verzekeringspolis heeft ondergebracht. Op 1 augustus 2018 heeft hij zijn zoon Tom als begunstigde aangeduid. Vader Michel heeft bij leven geen schenkingen gedaan. Wanneer vader Michel overlijdt, zal Tom de verzekeringsprestatie bekomen. Aangezien de begunstigde werd aangeduid voor 1 september 2018, zal de verzekeringsprestatie niet onderworpen zijn aan inbreng (tenzij vader Michel dit uitdrukkelijk had bedongen). Els zal wel een vordering tot inkorting kunnen instellen wanneer haar reserve is aangetast (door een overschrijding van het beschikbaar deel door de verzekeringsprestatie aan Tom).
Sedert 1 september 2018 bedraagt de globale reserve van de kinderen de helft van de fictieve massa, ongeacht het aantal kinderen dat de erflater nalaat. In casu bedraagt de individuele reserve van Els 25.000 euro (zijnde de helft van de globale reserve van de kinderen). Via een vordering tot inkorting zal zij alsnog aanspraak maken op 5.000 euro.
Stel dat vader Michel de begunstiging vandaag wijzigt en zijn dochter Els aanduidt als begunstigde. In dat geval zal Els, wanneer haar vader Michel overlijdt, gehouden zijn tot inbreng. De begunstiging werd aangepast sedert 1 september 2018, zodanig dat de inbrengregels (met inbegrip van het vermoeden) uit het Burgerlijk Wetboek moet worden toegepast. Via de figuur van de inbreng zal Tom aldus 40.000 euro bekomen.
Bij het afsluiten van een nieuwe polis, alsook bij de wijziging van de begunstigde voor de bestaande polissen, is het aldus van groot belang om stil te staan of deze wijziging tevens overeenstemt met uw persoonlijke wensen. Is dit niet het geval, dient u uitdrukkelijk te vermelden dat de begunstiging vrijgesteld dient te worden van inbreng.