Ambtshalve ontheffing VAA kosteloze woning: ook Cazimir draagt een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof voor

Ambtshalve ontheffing VAA kosteloze woning: ook Cazimir draagt een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof voor

Menig bedrijfsleider vrijwaarde op heden zijn rechten door een verzoek tot ambtshalve ontheffing in te dienen: de forfaitaire waardering in artikel 18 KB/WIB die de factor 3,8 hanteerde werd immers discriminatoir geacht, omdat het onderscheid in waardering naargelang de verstrekker van het voordeel niet redelijkerwijs kon worden verantwoord. Om die reden werd de factor herleid tot 1. De belastingadministratie gaat niet in op dergelijke verzoeken, de rechtspraak is sterk verdeeld.

Menig bedrijfsleider vrijwaarde op heden zijn rechten door een verzoek tot ambtshalve ontheffing in te dienen: de forfaitaire waardering in artikel 18 KB/WIB die de factor 3,8 hanteerde werd immers discriminatoir geacht, omdat het onderscheid in waardering naargelang de verstrekker van het voordeel niet redelijkerwijs kon worden verantwoord. Om die reden werd de factor herleid tot 1. De belastingadministratie gaat niet in op dergelijke verzoeken, de rechtspraak is sterk verdeeld. Zo oordeelden de rechtbanken van eerste aanleg van Antwerpen en van Brugge in het voordeel van de belastingadministratie. De rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, beslechtte deze kwestie in het voordeel van de belastingplichtige. In navolging van de hoven van beroep van Antwerpen en Gent en de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, stelt nu ook de rechtbank van eerste aanleg te Leuven bij tussenvonnis d.d. 17 januari 2020 in een van onze dossiers een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof. De bal ligt nu aldus in het kamp van het Hof.

Concreet werd volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof voorgelegd:

“Schendt artikel 376, §1 en §2 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre dit artikel wordt uitgelegd dat:
1) een ambtshalve ontheffing wordt ontzegd aan een belastingplichtige ten aanzien van wie overbelastingen werden gevestigd die blijken uit in kracht van gewijsde beslissingen van gewone hoven en rechtbanken die de ongrondwettelijkheid vaststellen van niet-wetskrachtige fiscale normen, en deze ongrondwettigheid door de belastingadministratie wordt erkend in een circulaire en de fiscale norm wordt aangepast voor latere aanslagjaren;
2) een ambtshalve ontheffing wordt verleend aan een belastingplichtige ten aanzien van wie overbelastingen werden gevestigd die blijken uit een prejudicieel arrest van het Grondwettelijk Hof dat de ongrondwettigheid vaststelt van een wetskrachtige fiscale norm.”

Een belangrijke noot hierbij is dat er in de prejudiciële vraagstelling - o.i. volkomen terecht - wordt uitgegaan van een vaststaande overbelasting. De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, stelt daarentegen in dergelijke dossiers dat er geen sprake is van een ‘overbelasting’. Volgens deze rechtbank zou er een onderscheid bestaan tussen ‘overbelasting’ in de zin van artikel 376 WIB en ‘in strijd met de belastingwet onterecht te veel zijn belast’. Het komt ons voor dat deze merkwaardige taalkundige distinctie - minstens in deze - onjuist is.

Ook vandaag kunt u nog een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing indienen. Vermits het Grondwettelijk Hof aan zet is, worden de nieuwe rechtsplegingen na het doorlopen van de administratieve fase doorgaans naar de rol verwezen tot het Hof zich uitgesproken heeft.

Heeft u in verband met het bovenstaande bijkomende vragen of bent u geïnteresseerd in de indiening van een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing, aarzel dan niet om ons te contacteren.

Cazimir Tax Litigation

Wenst u op de hoogte te blijven? Volg Cazimir op LinkedIn!



Terug naar overzicht