Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft de eenhoofdigheid volledig gefaciliteerd voor besloten vennootschappen en naamloze vennootschappen.
Onder het gewijzigde vennootschapsrecht kan zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon de enige aandeelhouder zijn van een bv of een nv, of zelfs van meerdere bv’s of nv’s, zonder dat deze eenhoofdigheid verdere gevolgen met zich meebrengt op het vlak van de aansprakelijkheid van de enige aandeelhouder, zoals wel het geval was onder het oud vennootschapsrecht.
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (“WVV”) heeft de eenhoofdigheid volledig gefaciliteerd voor besloten vennootschappen (“bv”) en naamloze vennootschappen (“nv”).
Onder het gewijzigde vennootschapsrecht kan zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon de enige aandeelhouder zijn van een bv of een nv, of zelfs van meerdere bv’s of nv’s, zonder dat deze eenhoofdigheid verdere gevolgen met zich meebrengt op het vlak van de aansprakelijkheid van de enige aandeelhouder, zoals wel het geval was onder het oud vennootschapsrecht. Onder het (oud) Wetboek van vennootschappen (“Wb.Venn.”) was het zo dat een nv niet eenhoofdig kon worden opgericht. Wanneer een nv tijdens haar bestaan eenhoofdig werd, werd de enige aandeelhouder geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap die ontstaan waren na het eenhoofdig worden van de vennootschap indien de eenhoofdigheid langer dan één jaar duurde. Indien een bvba werd opgericht door meerdere vennoten (al dan niet rechtspersonen) en tijdens haar bestaan eenhoofdig werd waarbij de enige resterende vennoot een rechtspersoon was, dan gold in essentie hetzelfde aansprakelijkheidsregime als bij de eenhoofdige nv. Een natuurlijke persoon die een eenhoofdige bvba had, kon aansprakelijk worden gesteld voor schulden van een andere (bijkomende) eenmans-bvba die hij had opricht of waarvan hij tijdens het bestaan enige vennoot werd, zonder enige regularisatietermijn. Het Wb.Venn. verhoogde bovendien de volstortingsplicht van het kapitaal wanneer een bvba eenhoofdig werd opgericht of eenhoofdig werd. Dit alles is niet langer het geval onder het gewijzigde vennootschapsrecht.
Artikel 2:8, §4 WVV stelt wel dat wanneer alle aandelen van een bv of een nv in één hand zijn verenigd, dit gegeven alsook de identiteit van de enige aandeelhouder in het vennootschapsdossier moeten worden neergelegd. Het vennootschapsdossier is een dossier, bewaard door de griffie van de bevoegde ondernemingsrechtbank, waar alle documenten worden bewaard die verplicht dienen neergelegd te worden. Daarnaast moet het onderwerp van het stuk dat wordt neergelegd worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (artikel 2:14, 4° WVV). De identiteit van de enige aandeelhouder wordt dus niet gepubliceerd.
Onder het oud vennootschapsrecht gold reeds de verplichting voor de nv om het gegeven dat alle aandelen in één hand verenigd zijn, evenals de identiteit van de enige aandeelhouder, neer te leggen in het vennootschapsdossier, zodat eventuele schuldeisers in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de enige aandeelhouder de identiteit van de enige aandeelhouder konden achterhalen. Op het eerste zicht is het dan ook opmerkelijk vast te stellen dat de wetgever de verplichte neerlegging op de griffie van het feit dat alle aandelen van een nv in één hand verenigd zijn, heeft behouden. Meer nog, wat betreft de bv werd deze verplichting tevens ingevoerd door de reparatiewet van 28 april 2020. De verplichte neerlegging mag echter niet verbazen aangezien het Europees recht een dergelijke neerlegging verplicht wanneer lidstaten de mogelijkheid bieden om eenpersoons bv’s en nv’s op te richten.
Wanneer één vennootschap, vereniging of stichting met rechtspersoonlijkheid of één natuurlijke persoon alle aandelen in volle eigendom in een nv of bv tijdens haar bestaan verwerft, is er duidelijk sprake van de vereniging van alle aandelen in één hand en zal aan voormelde neerleggings- en publicatievereiste moeten worden voldaan. Wanneer een nv of bv eenhoofdig wordt opgericht, moet er geen specifieke neerlegging gebeuren aangezien de eenhoofdigheid reeds vermeld wordt in de oprichtingsakte en als dusdanig wordt gepubliceerd. In bepaalde gevallen is het vaststellen van de eenhoofdigheid echter minder voor de hand liggend. Dit moet geval per geval worden bekeken.
Het WVV schrijft geen termijn voor waarbinnen de neerlegging en publicatie moet gebeuren. Naar onze mening moet dan ook van een redelijke termijn uitgegaan worden, die op basis van artikel 2:8, §1 WVV 30 dagen bedraagt. Wanneer dit niet gebeurt, kan het bestuur aansprakelijk worden gesteld voor het schenden van de bepalingen van het wetboek. Vraag is uiteraard wat de schade is. Een schuldeiser kan zich ongeacht de eenhoofdigheid van de vennootschap sowieso niet langer op een extra vermogen verhalen na het eenhoofdig worden van de vennootschap en heeft dus geen schade noch belang.
Het voorgaande geldt uiteraard enkel voor de bv en nv daar enkel in deze vennootschappen eenhoofdigheid wordt toegelaten. De maatschap, VOF, commanditaire vennootschap en de coöperatieve vennootschap vereisen nog steeds meerdere vennoten. Wat betreft de maatschap stelt artikel 4:1 WVV dat die moet worden opgericht door minstens twee personen. De maatschap wordt ook in principe van rechtswege ontbonden bij het eenhoofdig worden. Het WVV bepaalt wat betreft de CV net zoals onder het Wb.Venn. dat de coöperatieve vennootschap op straffe van nietigheid door drie personen moet worden opgericht (artikel 6:3 en 6:14, 4° WVV). Wanneer tijdens het bestaan van de coöperatieve vennootschap het aantal aandeelhouders minder dan drie telt, kan elke belanghebbende haar ontbinding vorderen (artikel 6:126, eerste lid WVV). Voor deze vennootschappen heeft het eenhoofdig (of in het geval van de CV ook tweehoofdig) worden dus wél nog steeds verregaande gevolgen.