Het inkomen van een buitenlands onroerend goed moet in de aangifte personenbelasting opgenomen worden. Dit inkomen is in principe enkel belastbaar in het buitenland, maar het wordt wel in aanmerking genomen om het progressieve tarief te bepalen dat van toepassing is op de overige in België belastbare inkomsten.
We staan in deze bijdrage even stil bij hetgeen de fiscus te vertellen heeft over Italië.
Het inkomen van een buitenlands onroerend goed moet in de aangifte personenbelasting opgenomen worden. Dit inkomen is in principe enkel belastbaar in het buitenland, maar het wordt wel in aanmerking genomen om het progressieve tarief te bepalen dat van toepassing is op de overige in België belastbare inkomsten. Dit is het zogenaamde progressievoorbehoud.
Wordt het buitenlands onroerend goed niet verhuurd, moet de huurwaarde van het onroerend goed aangegeven worden (art. 7, §1, 1° b WIB 92), verminderd met de in het buitenland betaalde belasting en met een forfait van 40%. Van een in België gelegen niet-verhuurd onroerend goed wordt daarentegen enkel het kadastraal inkomen (geïndexeerd + 40%) als belastbare grondslag genomen. Dat kadastraal inkomen is doorgaans een stuk lager dan de huurwaarde. Dit verschil is een schending van het vrij verkeer van kapitaal volgens het Hof van Justitie.
Het Hof van Justitie geeft evenwel geen concrete oplossing voor dit probleem. Welk inkomen moet of mag dan wel aangegeven worden? De fiscale Administratie tracht dit praktisch op te lossen via een interne instructie, helaas voor elk land op een verschillende manier, wat terecht heelwat kritiek uitlokt….
We staan in deze bijdrage even stil bij hetgeen de fiscus te vertellen heeft over Italië.
In Italië bestaat de zogenaamde ‘rendita catastale’ hetgeen vergeleken kan worden met ons kadastraal inkomen. Men zou dus kunnen geloven dat de aan te geven huurwaarde overeenstemt met die ‘rendita catastale’. Helaas... In de interne instructie kan gelezen worden dat die rendita catastale verhoogd moet worden met 5% voor een gebouw en met 25% voor een grond. Vervolgens moet dat resultaat vermenigvuldigd worden met 4/3. De fiscale administratie verantwoordt haar zienswijze door erop te wijzen dat dit in Italië zou overeenstemmen met de belastbare basis voor een tweede verblijf. Van dat resultaat mag vervolgens uitsluitend de lokale vastgoedbelasting in aftrek worden genomen (Imposta Municipale Unica oftewel ‘IMU’). Andere belastingen zouden niet aftrekbaar zijn.
Voorgaande zienswijze doet de wenkbrauwen fronsen. Navraag bij enkele Italiaanse collega’s leert dat voorgaande berekeningswijze in Italië enkel wordt toegepast indien het niet-verhuurd tweede verblijf zich in dezelfde gemeente bevindt als het hoofdverblijf. Bovendien zou de bekomen belastbare basis in dergelijke gevallen tot de helft gereduceerd worden. Deze concrete berekening kan dus onmogelijk op een Belgische inwoner worden toegepast : hij zal immers per definitie nooit in dezelfde gemeente wonen als waar zijn tweede verblijf is gevestigd…
Daarnaast is er recente rechtspraak bekend geraakt waarbij de administratie 1% van de aankoopprijs als belastbare basis had genomen bij gebrek aan andere gegevens. Bij gebrek aan tegenargumentatie vanwege de belastingplichtige, werd dit door de rechtbank gebillijkt.
De zienswijze van de fiscale administratie is dus op zijn minst voor discussie vatbaar… Enkel de ‘rendita catastale’ aangeven lijkt ons dus verdedigbaar.